Uit de Griekse mythologie (Theocritus 3de eeuw voor Christus) is een verhaal bekend over een uiterst fijngevoelig meisje dat Amaryllis heette.
Toen ze op een dag op een berghelling bloemen aan het plukken was, ontmoette ze de schaapherder Alteo en werd op slag verliefd.
Maar Alteo had geen oog voor meisjes, hij hield alleen van bloemen.
Hij had vaak gezegd: “Alleen zij die mij een nieuwe bloem kan brengen, schenk ik mijn liefde”.
Amaryllis was wanhopig en richtte zich tot het Orakel van Delphi.
Daar kreeg ze de raad een pijl uit de tempel mee te nemen en zich voor het huis van Alteo hiermee te verwonden, waarbij ze haar liefdesverklaring voor hem moest uitspreken.
Dit diende zonodig ook de volgende avonden te worden herhaald.
Amaryllis deed wat het orakel haar had opgedragen en toen de eerste avond de klok 12 uur sloeg, verwondde ze vastbesloten haar borst en hart.
Het was alsof het leven uit haar stroomde, toen ze voor de hut van Alteo zijn naam riep en verklaarde dat haar leven met het zijne verbonden was.
Helaas bleef haar actie zonder resultaat. De volgende avond herhaalde zich het hele tafereel. De avond erop nog eens.
Dertig nachten lang vloeiden er bloeddruppels voor Alteo’s deur, totdat er een wonder gebeurde.
Op de plek waar het bloed gevallen was, groeide een grote rode bloem met een wijd open bloemkelk. “Alteo, Alteo, daar is de bloem”, riep Amaryllis opgewonden.
Alteo zag het tere meisje met de zware dikke stengel in de handen, waaraan de vuurrode onbekende bloem van de liefde bloeide.
De stoere herder knielde voor haar neer en schreide en terwijl ze elkaar voor het eerste kusten, jubelden de leeuweriken hoog in de lucht.
Vanzelfsprekend werd de nieuwe bloem Amaryllis genoemd.